In dit artikel verkennen we het fascinerende leven van Joseph Kosma, een personage dat een onuitwisbare stempel op de geschiedenis heeft gedrukt. Van een bescheiden begin tot zijn opkomst tot roem, Joseph Kosma heeft de aandacht getrokken van duizenden mensen over de hele wereld. Door middel van exclusieve interviews en archiefbeelden gaan we dieper in op de hoogtepunten van Joseph Kosma's leven, zijn impact op de samenleving en zijn blijvende nalatenschap. Ga met ons mee op deze reis door de tijd terwijl we de mysteries en prestaties van Joseph Kosma ontrafelen, een figuur die toekomstige generaties zal blijven inspireren en intrigeren.
Joseph Kosma | ||||
---|---|---|---|---|
Joseph Kosma (1963)
| ||||
Volledige naam | Joseph Kosma (József Kozma) | |||
Geboren | 22 oktober 1905 | |||
Overleden | 7 augustus 1969 | |||
Land | Hongarije/ Frankrijk | |||
Nevenberoep | dirigent | |||
Instrument | piano | |||
Leraren | Siklos Albert, Leo Weiner | |||
Belangrijkste werken | Les feuilles mortes, La Grande Illusion, La Règle du Jeu, Un amour électronique, Suite languedocienne | |||
(en) IMDb-profiel | ||||
(en) Allmusic-profiel | ||||
(en) Discogs-profiel | ||||
(en) MusicBrainz-profiel | ||||
|
Joseph Kosma (eigenlijk: József Kozma) (Boedapest, 22 oktober 1905 - La Roche-Guyon, 7 augustus 1969) was een Frans-Hongaarse (film)componist en dirigent.
Joseph Kosma werd geboren uit Joodse ouders in Boedapest. Zijn ouders waren leraren in schrijfmachineschrijven en stenografie. Joseph begon op vijfjarige leeftijd met pianospelen en kreeg later muziekles. Na zijn opleiding op het Franz-Josef gymnasium te hebben voltooid studeerde hij aan de Franz Liszt Muziekacademie in Boedapest bij onder anderen Siklos Albert en Leo Weiner en behaalde zijn diploma's in compositie en orkestdirectie. Tussen 1926 en 1928 werkte hij als correpetitor en tweede dirigent aan de Hongaarse Opera in Boedapest. Hij verwierf een beurs om verder te studeren aan de Deutsche Staatsoper. In Berlijn gekomen sloot hij zich aan bij het toneelgezelschap van Bertolt Brecht en raakte bevriend met de componisten Hanns Eisler en Kurt Weill, die hem ook beïnvloedden. In de Duitse hoofdstad ontmoette hij toen ook Lilli Apel, met wie hij later zou trouwen.
Kosma en zijn vrouw verhuisden in 1933 naar Parijs. Daar raakte Kosma bevriend met Jacques Prévert, die hem op zijn beurt introduceerde bij andere kunstenaars, schrijvers en regisseurs waaronder Jean Renoir en Marcel Carné. Gedurende de Duitse bezetting van Frankrijk in de Tweede Wereldoorlog dook Kosma onder en kon hij niet onder zijn eigen naam werken. Desondanks slaagde Prévert erin Kosma muziek te laten maken voor enkele films, waarbij andere componisten zijn werk met hun naam ondertekenden. Tot deze films behoren Les Visiteurs du soir (1942) en Les Enfants du paradis (1945).
Tot zijn belangrijkste werk wordt ook de filmmuziek van La Grande Illusion (1937) en La Règle du jeu (1939) gerekend. De beroemde dichtbundel van Jacques Prévert, Paroles, werd door Kosma op muziek gezet. Kosma is het meest bekend geworden als componist van het chanson Les feuilles mortes, in het Engels "Autumn Leaves”, oorspronkelijk geschreven voor de opera Le Rendez-vous die verfilmd werd onder de titel Les Portes de la nuit (1946).
In 1949 werd hij in Frankrijk genaturaliseerd. In 1956 ontving hij een Grand Prix du Disque voor zijn chanson Inventaire.
Kosma overleed op 63-jarige leeftijd in La Roche-Guyon op 7 augustus 1969 en ligt begraven op het cimetière de Montmartre in Parijs.
Voltooid in | titel | aktes | première | libretto |
---|---|---|---|---|
1959 | Les canuts zie oratorium |
Jacques Gaucheron | ||
1960 | Un amour électronique | 1 akte, 4 taferelen |
6 november 1960, Dóle | André Kédros |
1968 | Les Hussards | 2 bedrijven | 21 oktober 1969, Lyon, Opéra | van de componist, naar Pierre-Aristide Bréal |
Le Noël des tranchées |
Voltooid in | titel | aktes | première | libretto |
---|---|---|---|---|
1953 | Les Chansons de Bilitis | 1953, Parijs, Théâtre des Capucines | Jean Valmy, Marc Cab en Mitty Goldin |
Voltooid in | titel | aktes | première | libretto | choreografie |
---|---|---|---|---|---|
1945 | Le rendez-vous | 3 taferelen | 15 juni 1945, Parijs, Théâtre Sarah Bernhardt | Jacques Prévert | Roland Petit |
1946 | Baptiste | 6 taferelen | 1946, Parijs, Marigny | Jacques Prévert | |
1948 | L’écuyère | 4 taferelen | 21 februari 1948, Parijs, Salle Pleyel | Constantin Népo, naar Franz Kafka |
Serge Lifar |
1952 | Le pierrot de Montmartre | 24 juni 1952, Parijs, Théâtre Sarah Bernhardt | Marcel Marceau, pseudoniem van Marcel Mangel, geïnspireerd door "Pierrot noir" van Adolphe Léon Willette |
Marcel Marceau | |
1953 | Un soir aux funambules | 1953, Parijs, Théâtre Sarah Bernhardt | Marcel Marceau | ||
1958 | Hôtel de l'Espérance | 1 akte | Francis Carco | ||
1959 | Paris qui rit, Paris qui pleure | 1959, Parijs, Théâtre des Champs-Elysées | Marcel Marceau | ||
1963 | Le proscrit | 2 taferelen, 3 taferelen |
1963, Nice, Opéra | George Skibine, naar Aleksandr Poesjkin |
Bronnen, noten en/of referenties |